בס"ד
EEN GEDACHTE OVER PARSHAT RE'EH 5785
Inleiding
Deze week, in Parshat Re'eh, komen we in Deuteronomium 12:13 een grote verschuiving in de goddelijke dienst tegen:
13 Ziet toe, dat gij uw brandofferen niet offert in elke plaats, die gij ziet; | יג הִשָּׁמֶר לְךָ, פֶּן-תַּעֲלֶה עֹלֹתֶיךָ, בְּכָל-מָקוֹם, אֲשֶׁר תִּרְאֶה. |
Tot dit punt konden mensen offers brengen waar ze maar wilden. Van nu af aan mochten de offers van het Joodse volk alleen gebracht worden op de plaats die G-d zou kiezen - eerst de Tabernakel, later de Tempel in Jeruzalem.
Maar hoe zit het met de naties van de wereld? Is het niet-Joden nog steeds toegestaan om offers te brengen aan G-d? En zo ja, onder welke voorwaarden?
Dat is de focus van deze blog.
De oorsprong van het offer: Vóór het Joodse Volk
Lang voordat er een Joodse natie was of een Tabernakel, brachten rechtschapen individuen offers aan G-d. Volgens onze Wijzen (Rambam, Hilchot Beit HaBechirah 2:2; Talmoed Avodah Zarah 8a), bracht Adam zelf het allereerste offer toen hij werd geschapen. Later bracht Abel een offer van de eerstgeborene van zijn kudde (Genesis 4), en Noach bracht offers nadat hij de ark had verlaten:
"Noach bouwde een altaar voor de Heer, en hij nam van elk schoon dier en van elke schone vogel brandoffers en offerde die op het altaar."
(Genesis 8:20)
Volgens Midrasj Beresjit Rabbah (34:9), begreep Noach waarom G-d hem had opgedragen extra reine dieren mee te nemen op de ark - zodat hij offers kon brengen. Het concept van offeren was dus al ingebed in de relatie tussen rechtschapen niet-joden en G-d.
De Talmoed (Zevachim 115b) bevestigt dat voordat het Tabernakel werd opgericht, alle koosjere dieren geofferd mochten worden. Maar nadat de Tabernakel was opgericht, beperkte de Tora offerdieren tot specifieke soorten: runderen (stieren, kalveren), schapen (rammen, ooien, lammeren), geiten (mannelijk of vrouwelijk), en in gevallen van armoede, duiven of tortelduiven (Leviticus 1-5). Deze dieren moesten allemaal 'zonder smet' zijn (Lev. 1:3, 3:1).
Het exclusieve altaar van Israël
Met de komst van de Tabernakel - en later de Tempel in Jeruzalem - veranderde de manier van aanbidden drastisch. G-d gebood Israël:
"Pas op dat jullie je brandoffers niet offeren op elke plaats die jullie zien."
(Deuteronomium 12:13)
Van toen af aan konden offers alleen worden gebracht op de plaats die G-d had uitgekozen - eerst Shiloh en uiteindelijk Jeruzalem - om de zuiverheid van de goddelijke aanbidding te bewaren.
Sommige commentatoren, zoals Rashi en Rabbeinu Bahya, zien de beperking van offersoorten als een bescherming tegen afgoderij en de verwatering van de heilige dienst. Echter, Rambam (Moreh Nevuchim III:46) legt uit dat de offers werden gebracht in een vorm die leek op die van de afgodendienaren, zodat de Israëlieten niet radicaal anders zouden lijken en sociale spanningen zouden vermijden - het doel was niet alleen om afgoderij te voorkomen.
Offers zijn krachtige spirituele handelingen. Ze kunnen diepe nabijheid tot G-d brengen - maar ze kunnen ook misbruikt worden, wat kan leiden tot afgoderij, bijgeloof of emotionele projectie. Daarom gaf G-d Israël een duidelijk kader:
- Een heilige plaats (de Tempel),
- Een toegewijde priesterkaste,
- En strikte regels voor timing en prestaties.
Op deze manier behield Israël zijn unieke rol als bewaker van pure spiritualiteit.
En hoe zit het met niet-joden?
De Rambam besluit zijn uitgebreide wetten over offers met een opvallende passage:
"Niet-Joden mogen brandoffers brengen aan G-d op hun eigen altaar, mits zij dat zelf doen. Het is Joden verboden om hen bij te staan of namens hen op te treden, maar het is hen wel toegestaan om hen te leren hoe zij aan de Gezegende G-d moeten offeren."
(Hilchot Ma'aseh HaKorbanot 19:16)
De Talmoed (Zevachiem 116b) bevestigt ook dat het verbod op offeren buiten de Tempel alleen voor Joden geldt. Niet-Joden mogen wel offergaven brengen - mits het gebeurt Hasjem Hasjemomwille van de Hemel.
Joden mogen leren hoe ze offers met zuiverheid en eerbied moeten brengen - maar ze mogen er niet direct aan deelnemen, omdat ze niet buiten de Tempel mogen offeren.
Esthetisch en respectvol aanbod
De Talmoed geeft voorbeelden van esthetisch richtlijnen (geen bindende halacha) voor niet-joden die offers willen brengen. Deze omvatten het gebruik van nieuw hout, het kiezen van onaangeroerd land en het stoken van een nieuw vuur - uitingen van schoonheid (noy) en respect.
De wijze Rav gaf bijvoorbeeld de volgende instructies aan een niet-jood die een vrijwillig offer wilde brengen:
- Kies twee jonge mannen van gelijke leeftijd om te assisteren;
- Kies een locatie waar de zee zich heeft teruggetrokken en de grond nog ongebruikt is;
- Gebruik nieuw hout en een nieuwe vuurbron;
- En richt het offer alleen op de eer van de Hemel.
Waarom niet-joodse offergaven vandaag de dag niet worden aangemoedigd
Hoewel het technisch gezien is toegestaan voor niet-Joden om brandoffers te brengen aan G-d - mits ze een koosjer dier of vogel gebruiken, het volledig verbranden en hun eigen altaar bouwen - wordt deze praktijk tegenwoordig sterk afgeraden door halachische autoriteiten.
Het offeren van een offer is geen symbolische handeling maar een diep spirituele - verwant aan de heilige dienst die door Joodse priesters in de Tempel wordt uitgevoerd. Zo'n handeling vereist een hoog niveau van oprechtheid, zuiverheid en heiligheid - kwaliteiten die moeilijk te waarborgen zijn buiten een volledig religieuze context.
Een belangrijke bron die dit bespreekt is De goddelijke code door Rabbi Moshe Weiner - een halachisch werk over de Zeven Noachide Wetten. In hoofdstuk 7 wordt uitgelegd (hier geparafraseerd) dat hoewel offeren technisch mogelijk is, het om verschillende redenen praktisch wordt afgeraden:
- Het offeren van een offer is een diepgaande daad van spirituele nabijheid tot G-d, vergelijkbaar met de priesterdienst. Het vereist buitengewone oprechtheid en zuiverheid, die vandaag de dag moeilijk te bereiken zijn;
- Zulke offers moeten gebracht worden met de juiste intentie en volgens halachische normen, wat begeleiding vereist van een goed geïnformeerde en betrouwbare orthodoxe rabbijn - iets dat vaak praktisch niet beschikbaar is voor niet-Joden.
Om deze redenen ligt de nadruk vandaag niet op fysieke offers, maar op innerlijke toewijding en het leven volgens de universele morele principes die voor iedereen toegankelijk zijn.
Rituele offers voor Noachiden: Juridische en sociale overwegingen
Hoewel rituele offers een eeuwenoud gebruik zijn, kunnen moderne Noahiden niet zomaar dierenoffers brengen. In Nederland is ritueel slachten alleen toegestaan in erkende slachthuizen onder toezicht van de NVWA, specifiek voor joodse en islamitische praktijken. In de VS valt ritueel slachten onder de Humane Slaughter Act en lokale verboden mogen geen inbreuk maken op de religieuze vrijheid. Er zijn uitzonderingen gemaakt, zoals in Louisiana, waar een groep afgodendienaars toestemming kreeg om onder specifieke voorwaarden offers te brengen.
Noahidisme wordt in veel landen niet officieel erkend, waardoor individuele offers juridisch problematisch zijn. Het wordt wel erkend op plaatsen als de Filippijnen en Kenia. Zelfs als het niet erkend is, beschermt de Amerikaanse wet over het algemeen het recht om religie te beoefenen zolang het anderen niet schaadt.
Offers kunnen ook publieke tegenstand oproepen en de Joodse wet verbiedt offers buiten de Tempel in Jeruzalem voor Joden. Bovendien leert de Joodse wet: Dina d'malchuta dina - "De wet van het land is bindend" (Baba Kama 113a). Voor Noahiden betekent dit dat de nationale regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn en slacht gevolgd moet worden.
Gezien deze juridische en sociale overwegingen, worden Noachiden aangemoedigd om hun inspanningen op hogere doelen te richten. Hasjem zal veel gelukkiger zijn als Noachiden hun tijd en middelen wijden aan het brengen van meer niet-Joden om Vrome Noachiden te worden. Deze inspanning verbetert de wereld, versnelt Moshiach en de bouw van de 3e Heilige Tempel, waardoor het een veel zinvoller gebruik van hun tijd en middelen is dan het uitvoeren van dierenoffers.
We zien het dus: Rituele offers hebben historische betekenis, maar de moderne praktijk vereist zorgvuldige aandacht voor wettelijke kaders, erkenning en sociale gevoeligheden; je richten op het begeleiden van anderen naar rechtschapenheid is zowel veiliger als spiritueel waardevoller dan het uitvoeren van rituele offers vandaag de dag.
De diepere betekenis volgens de Lubavitcher Rebbe
De Lubavitcher Rebbe benadrukt in Torat Menachem (5745, vol. 5, pp. 3039-3041) dat de instructies van de Talmoed voor niet-joodse offers esthetisch zijn, niet wettelijk. Zoals Rambam stelt: Joden mogen onderwijzen, maar niet assisteren bij offers buiten de Tempel.
De Rebbe legt ook uit dat het Hebreeuwse woord korban komt van karov - "Om dichtbij te komen." Het uiteindelijke doel van een offer is niet de fysieke handeling, maar de spirituele nabijheid tot G-d.
Rambam besluit de wetten van offerdienst met een halacha over niet-Joden:
"...om hen te onderwijzen en te instrueren hoe zij een offer mogen brengen aan de Gezegende G-d."
De Rebbe ziet dit niet alleen letterlijk, maar ook spiritueel: het meest ware offer is wanneer iemand zichzelf aanbiedt - afstand doet van zijn ego en zichzelf toewijdt aan G-d. Daarom staat deze halacha als de kroon op alle offerwetten - het drukt hun essentie uit.
De universele verantwoordelijkheid van Israël
De Lubavitcher Rebbe ziet in de afsluitende woorden van Rambam niet slechts een juridisch detail, maar een diepgaande spirituele missie voor het Joodse volk.
Na tientallen hoofdstukken over de Joodse offerwetten geschreven te hebben, eindigt Rambam met de verantwoordelijkheid om de naties te leren hoe ze aan G-d moeten offeren.
Volgens de Rebbe weerspiegelt dit Israëls bredere taak: een gids zijn voor de naties van de wereld bij het vervullen van de Zeven Noachide Wetten.
De zin "om hen te onderwijzen en te instrueren hoe zij kunnen offeren aan de Gezegende G-d". verwijst niet alleen naar fysieke offers, maar naar een innerlijk proces - anderen leren hoe ze zichzelf kunnen offeren: om hun ego los te laten en te leven met spirituele toewijding.
Dit, zegt de Rebbe, is het ware hoogtepunt van het offersysteem: de universele boodschap dat alle mensen - zowel Jood als niet-Jood - in zuiverheid tot G-d kunnen naderen.
Daarom vormt deze halacha het laatste zegel en de kroon van Rambams hele werk over offers.
Wachten op het juiste moment
Niet-Joden die vandaag de dag een diep verlangen voelen om offers te brengen, kunnen het beste wachten op de herbouw van de Derde Tempel. Dan zal de offerdienst worden hersteld op de manier zoals G-d het bedoeld heeft: op de juiste plaats, op de juiste manier, onder leiding van het Joodse priesterschap.
In die tijd zullen alle volken in staat zijn om hun offers te brengen - niet op privé-altaren, maar door de heilige dienst in de Tempel van G-d. Zoals de profeet Jesaja verklaart:
"Want Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken."
(Jesaja 56:7)
Tot die tijd ligt de ware dienst in gebed, moreel leven en de innerlijke toewijding die ieder mens met de Schepper verbindt.
Conclusie
Hoewel het technisch is toegestaan voor niet-Joden om offers te brengen, ligt de nadruk in de Joodse traditie op het innerlijke werk - de zuivere benadering van G-d.
Vandaag de dag is het ware offer voor niet-Joden om zichzelf te offeren - door de Zeven Noachide Wetten te houden, door oprecht te bidden en door een echte en persoonlijke relatie met de Schepper te cultiveren.
Op deze manier kunnen ook zij - samen met Israël - dichtbij G-d komen.
Door Angelique Sijbolts
Met dank aan Rabbijn Tuvia Serber voor de feedback
Bronnen:
Bijbel / Tanach
- Genesis 4
- Genesis 8:20
- Deuteronomium 12:13
- Jesaja 56:7
Talmoed
- Zevachiem 115b
- Zevachiem 116b
Midrasj
- Bereshit Rabbah 34:9
Rishonim
- Rambam, Hilchot Ma'aseh HaKorbanot 19:16
- Rasji op Deuteronomium 12:13
- Rabbeinu Bahya over Deuteronomium 12:13
Modern halachisch werk
- De Goddelijke Code door Rabbi Moshe Weiner, hoofdstuk 7
Chassidische LeerTorat Menachem, Lubavitcher Rebbe, 5745, vol. 5, pp. 3039-3041
© Copyright, alle rechten voorbehouden. Als je dit artikel leuk vond, moedigen we je aan om het verder te verspreiden.
Onze blogs kunnen tekst/quotes/verwijzingen/links bevatten die auteursrechtelijk beschermd materiaal bevatten van Mechon-Mamre.org, Aish.nl, Sefaria.org, Chabad.orgen/of VraagNoah.orgdie we gebruiken in overeenstemming met hun beleid.