בס"ד
In de Torah portie Emor, Hoofdstuk 24, verzen 10-23, wordt het verhaal beschreven van de godslasteraar, die de naam van G-d vervloekte. Het niet vervloeken van de heilige naam van G-d is één van de Zeven Noachide Wetten, die voor alle mensen gelden. De wortel van het verbod om G-d te vervloeken ligt in de fundamentele verplichting die elk geschapen wezen heeft om de goedheid van hun Schepper te erkennen en Hem te eren. Vergelijkbaar met de natuurlijke verplichting om ouders te eren, is er een fundamentele verplichting voor ieder mens, op grond van het feit dat hij door G-d geschapen is, om de status van G-d als Schepper, Leider van de wereld en Soeverein van de hele schepping te erkennen en Hem met respect en eerbied te behandelen.
Het verbod om G-d te vervloeken is ook verbonden met het recht en de verplichting om de goedheid van G-d te erkennen, die de bron is van alle goedheid in de wereld. Elk geschapen wezen en elk moment van het bestaan is een getuigenis van de goedheid van G-d en Zijn genade. G-d niet respecteren is een uitdrukking van absolute ontkenning van Zijn goedheid. Het respecteren van de naam van G-d moedigt de benadering van dankbaarheid en waardering voor Zijn daden in de wereld aan.
Het verbod om G-d te vervloeken is niet alleen een negatief verbod ("gij zult niet doen"), maar heeft ook een positieve kant. Het positieve aspect van dit Noahide gebod is liefde en vrees voor G-d, wat een logische verplichting is voor Noahiden. Het vervloeken van G-d komt voort uit een gebrek aan angst voor G-d. Het tegenovergestelde hiervan is eerbied (vrees voor G-d) en liefde voor G-d. Het verbod om G-d te vervloeken vereist een houding van respect en angst voor G-ds oneindige grootheid.
Sommige halachische juristen (Rabbi Yonatan Steif, Mitzvot HaShem, pagina 452, Hemdat Israel pagina 88) hebben geschreven dat het verbod op vloeken zowel voor een Noachide rechter als voor een rechtschapen leider geldt. Dienovereenkomstig zou het verboden zijn om een rechter in een Noachide rechtbank te vervloeken, zoals geschreven staat in het vers: "Gij zult G-d noch de heerser van uw volk vervloeken" (Exodus 22:28). Hoewel dit geen specifiek gebod is dat voor Noahiden geldt, maar alleen voor Joden, is het gepast om de Noahide rechters te eren op grond van het feit dat zij degenen zijn die toezicht houden op de toepassing van G-ds geboden in de wereld.
Het verbod om G-d niet te vervloeken in Parashat Emor is een fundamenteel gebod, dat voortkomt uit de basisverplichting van respect voor de Schepper en erkenning van Zijn oneindige goedheid. Het is gericht op het ontwikkelen van een positieve houding van liefde en angst voor G-d, wat op zijn beurt een motivatie creëert om Hem goed te dienen.
Bronnen: Leviticus 19:14, Traktaat Sanhedrin 56a. Rabbi Yonatan Steif, Mitzvot HaShem, pagina 452, Hemdat Israël pagina 88.
Door Rabbijn Moshe Bernstein
Als je meer vragen wilt om over na te denken, BEKIJK DE ANDERE BLOGS VAN RABBI MOSHE BERNSTEIN
© Copyright, alle rechten voorbehouden. Als je dit artikel leuk vond, moedigen we je aan om het verder te verspreiden.
Onze blogs kunnen tekst/quotes/verwijzingen/links bevatten die auteursrechtelijk beschermd materiaal bevatten van Mechon-Mamre.org, Aish.nl, Sefaria.org, Chabad.orgen/of VraagNoah.orgdie we gebruiken in overeenstemming met hun beleid.