Skip to content

Sukkat Shalom B'nei Noach

Home » Emor – Het begrijpen van de Omer

Emor – Het begrijpen van de Omer

Het begrijpen van de Omer

Emor (Leviticus 21-24)

Door Rabbi Yehonasan Gefen

Wat is de betekenis achter het tellen van de dag tussen Pesach en Sjavoeot?

Het Tora-gedeelte schetst de mitswot die betrokken zijn bij het Omer-offer. Op de tweede dag van Pesach wordt ons geboden om een ​​gerstoffer in de Tempel te brengen en daarnaast instrueert de Tora instrueert ons om 49 dagen te tellen vanaf het offer tot de dag voor Sjavoeot.

Rav Yosef Salant stelt een aantal vragen over de Omer[1] in zijn werk ‘Be’er Yosef’ . Onder meer merkt hij op het Omer-offer dezelfde hoeveelheid had als de andere soortgelijke offers – een tiende van een eifah. Toch is dit het enige offer waarin de hoeveelheid wordt beschreven met de naam ‘Omer‘ in plaats van simpelweg te zeggen ‘een tiende van een eifah‘.[2] Wat is de betekenis van deze naamsverandering?

Ten tweede komt hij met de Sefer HaChinuch die schrijft dat het doel van Sefiras HaOmer (het tellen van de Omer) is om mee te tellen naar de dag van het Geven van de Tora (Matan Torah), Sjavoeot. We tellen om onze opwinding over het bereiken van deze heilige dag te demonstreren.[3] Rav Salant wijst erop dat in de uitleg van de Sefer HaChinuch een ​​specifiek verband tussen de Omer en Matan Torah moeilijk te zien is, het lijkt er eerder op dat er 49 dagen tussen de twee gebeurtenissen lagen en dus tellen we van de één naar de ander. Is er een verband tussen de schijnbaar afzonderlijke gelegenheden van het Omer-offer en Sjavoeot?

Hij beantwoordt de eerste vraag door op te merken dat de andere keer dat het woord ‘Omer‘ in de Tora wordt gebruikt, betrekking heeft op het Manna dat de Joden in de woestijn ontvingen. In het Gedeelte van Beshalach stelt de Tora dat God de mensen beval om uit het Manna “een Omer per persoon” voor zichzelf te verzamelen[4] De Midrasj verbindt ook het Omer-offer met het Manna. Het vertelt ons dat het Omer-offer een soort erkenning was van het Joodse volk aan God voor het Manna dat ze in de woestijn ontvingen.

Rav Salant legt uit dat de mensen tijdens hun verblijf in de woestijn geen enkele moeite hoefden te doen om in hun levensonderhoud te voorzien. Het Manna kwam rechtstreeks uit de hemel zonder enige input van de mensen. Bovendien, hoeveel manna iemand ook probeerde te verzamelen, hij zou nooit meer kunnen nemen dan hem was toegewezen, hij zou precies krijgen wat hij nodig had. Omdat in hun levensonderhoud werd voorzien, waren de mensen vrij om zich bezig te houden met het leren van Tora en het dienen van God.

Toen ze echter het land Israël binnengingen, stopte het Manna uit de hemel en moesten ze in hun levensonderhoud voorzien door fysieke inspanning. Met deze verandering kwam een ​​nieuw gevaar: wanneer iemand ziet dat zijn zwoegen vrucht draagt, bestaat het risico dat zijn vertrouwen op God verzwakt en dat hij zijn succes aan zijn eigen harde werk zal gaan toeschrijven. Om dit te voorkomen, gaf de Tora ons het Omer-offer; we bieden het eerste product van het seizoen aan God aan, erkennende dat alleen Hij de Bron is van ons levensonderhoud en niet onze eigen fysieke inspanning. Door de Omer met het Manna te verbinden door middel van dezelfde hoeveelheid, benadrukt de Tora dat er in werkelijkheid geen verschil was in hoe we aan ons voedsel kwamen in de woestijn en in Israël. Op dezelfde manier waarop God ons van voedsel voorzag in de woestijn, was Hij de bron van ons levensonderhoud toen die wonderbaarlijke periode voorbij was. Het enige verschil is dat we het nu niet langer verdienen om openlijke wonderen te ervaren en dat we daarom een ​​mate van fysieke inspanning moeten leveren om in ons levensonderhoud te voorzien.

De ‘Be’er Yosef’  voegt een mooi bewijs toe van de connectie tussen het Manna en de Omer. Hij brengt de Gemara in Kiddushin die zegt dat het Manna stopte met vallen toen Mozes stierf, maar de mensen bleven eten van het overgebleven eten totdat ze het land binnengingen op de 16e Nissan.[5] We brengen ook het Omer-offer op die datum! Daarom beginnen we elk jaar met het tellen van de Omer op de dag dat het Manna stopte om onszelf meer en meer te leren dat het levensonderhoud, dat wordt voorgesteld door de Omer, een voortzetting is van het levensonderhoud dat wordt belichaamd door het Manna.

Vervolgens legt hij het verband tussen de Omer en Sjavoeot uit. Tot dusverre hebben we gezien hoe de Omer ons leert dat ons levensonderhoud uiteindelijk van God komt. Dit besef is echter niet voldoende; we moeten ook beseffen dat het verdienen van levensonderhoud geen doel op zich is, maar eerder een middel om een ​​groter doel te bereiken – om ons in staat te stellen voldoende gemoedsrust te hebben, zodat we ons kunnen concentreren op onze spirituele activiteiten zonder overbelast te worden door zorgen over onze levensonderhoud. In deze geest verbindt de Tora het tellen van de Omer met Sjavoeot om ons te leren dat het doel van het levensonderhoud, dat gesymboliseerd wordt door de Omer, er is om ons naar Matan Torah te brengen, om ons in staat te stellen de Tora effectief te leren en na te leven. Zo tellen we negenenveertig dagen de Omer, waarbij we onszelf doordringen met het besef dat God de enige Bron van ons levensonderhoud is en bovendien dat Zijn doel daarbij is om ons in staat te stellen dicht bij Hem te komen door zijn Tora te leren en te houden.

De lessen van het Manna hebben grote relevantie gehad in de Joodse geschiedenis. In de tijd van de profeet Jeremia hadden de mensen van werken een grotere prioriteit gemaakt dan van het leren van Tora. Jeremia spoorde hen aan om het leren van Tora tot hun belangrijkste focus te maken. Ze antwoordden daarop met de bewering dat ze zich volledig op hun werk moesten concentreren om te kunnen overleven.[6] Jeremia reageerde door een kruik met Manna tevoorschijn te halen die in de Tempel was opgeslagen.[7] Hij liet hun zien dat God op veel manieren de mens in zijn levensonderhoud kan voorzien en dat hij de zinloosheid zou moeten beseffen van het focussen op iemands fysieke levensonderhoud met uitsluiting van zijn spirituele welzijn.

We hebben niet langer de kruik met Manna om ons te prikkelen, maar we hebben nog steeds de mitswa van het tellen van de Omer – het is een constante herinnering dat het geen zin heeft om buiten de grenzen van een aanvaardbare fysieke inspanning te werken, omdat God uiteindelijk de enige verschaffer is van ons levensonderhoud. Bovendien leert het ons te onthouden dat het doel van het hebben van onze fysieke behoeften is dat we ons kunnen concentreren op het dichter bij God komen.[8] Deze lessen worden op elk individu anders toegepast, er is geen ‘juiste’ hoeveelheid tijd die men zou moeten besteden aan werken, leren en betrokken zijn bij andere spirituele bezigheden.

Tijdens deze periode van Sefiras HaOmer is het echter voor iedereen de moeite waard om wat tijd te besteden aan het nadenken over de balans tussen zijn betrokkenheid bij spiritualiteit en lichamelijkheid. Werkt hij meer dan echt nodig is? Richt hij zich in zijn vrije tijd op zijn gezin en het leren van Tora, of ‘neemt hij zijn werk mee naar huis’? Door zulke vragen te stellen kan iemand hopelijk de lessen van de Omer internaliseren.

Rabbijn Yehonasan Gefen

Besef dat een vertaling altijd een vertaling is, daarom ook de verwijzing naar het origineel: The Guiding Light Parshat Emor: Understanding the Omer (aish.com)

Opmerkingen van Angelique; wat leren wij hiervan?

Wanneer ik aan het tellen van de Omer denk, denk ik in eerste instantie aan het leren van spirituele elementen die bij elke dag horen. Zoals een hele week werken aan “Chesed” of aan “Gevura”. (Kort en onvolledig even weergevend als; genade en kracht). Werken aan je eigenschappen en deze verbeteren en versterken. De koppeling die hier gemaakt wordt met levensonderhoud vind ik erg mooi en praktisch. Hoewel wij Noachieden niet het Manna in de woestijn aten, is het wel de Eeuwige die ook in ons dagelijks levensonderhoud voorziet. Hoe mooi is het om in deze 49 dagen van het tellen van de Omer, bijvoorbeeld tijdens het ochtendgebed, even extra bij stil te staan. Want ook voor ons geldt dat als we ons vrij voelen van de drang om zelf in ons levensonderhoud te voorzien we de tijd en ruimte zullen ervaren om onze gedeeltes uit de Tora te bestuderen. En deze tijd en ruimte maakt dan ook dat je aandacht kunt geven aan je eigen persoonlijke ontwikkeling in de eigenschappen als genadig en vriendelijk zijn naar anderen, maar ook punctueel/ streng als het gaat gedrag wat de Eeuwige van ons verlangd.


[1] Parshas Emor, blz. 48-55

[2] Dit is een droge maat die de hoeveelheid 43,2 van gemiddelde eieren bevat. (Artscroll Chumash, Parshas Emor, blz. 684)

[3] Sefer HaChinuch, Mitzvo 306

[4] Parashas Beshalach, 16:16

[5] Kiddushin, 38a.

[6] Een commentaar schrijft dat dit incident plaatsvond in een tijd van hongersnood

[7] Zie Parshas Beshalach, hoofdstuk 16:32, waar Mozes Aäron instrueert om deze kruik in de Tabernakel te plaatsen als herinnering voor toekomstige generaties van de lessen over het Manna. Rashi brengt dit incident naar voren in zijn commentaar op dat vers.

[8] In deze geest legt de Rambam uit dat alle fysieke zegeningen die in het Shema worden beloofd voor het houden van de Tora niet de ultieme beloning zijn. In plaats daarvan beloont HaShem ons door in ons levensonderhoud te voorzien, zodat we ons kunnen concentreren op spiritualiteit, want de echte beloning voor het houden van Mitsvot is de mogelijkheid om meer Mitsvot te doen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *


The reCAPTCHA verification period has expired. Please reload the page.