Skip to content

Sukkat Shalom B'nei Noach

Home » Ha’azine – Onze benadering van het leren van Tora

Ha’azine – Onze benadering van het leren van Tora

Onze benadering van het leren van Tora

Ha’azinu (Devarim 32)

 

Door Rabbi Yehonasan Gefen

“Als ik de Naam van HaShem aanroep, schrijf dan grootheid toe aan onze God.”[1]

De rabbijnen leren uit dit vers de verplichting van Birchas HaTorah[2] (de zegen die we maken voordat we Tora leren).[3] De Gemara in Nedarim maakt een schrikbarend punt over de ernst van laksheid in deze mitswa: Het vertelt ons dat na de vernietiging van de eerste Tempel en de Ballingschap die volgde, de Geleerden en Profeten niet wisten wat de oorzaak was van zo’n vreselijke straf, totdat God hen zelf vertelde dat het was omdat “ze Mijn Tora verlieten.”[4] Rav legt uit dat dit niet betekent dat ze geen Tora leerden, maar dat ze Birchas HaTorah niet maakten voordat ze zouden beginnen met leren.[5] De commentaren ondervinden een aantal moeilijkheden met deze Gemara.[6] Hoe kan de Gemara zulke strenge straffen toeschrijven aan de relatief kleine zonde van het niet zeggen van Birchas HaTorah? Bovendien lijkt deze Gemara in tegenspraak te zijn met de Gemara in Yoma, die stelt dat de eerste Tempel werd vernietigd vanwege moord, afgodsverering en immoraliteit.[7]

De Maharal beantwoordt deze problemen in zijn uitleg van deze Gemara.[8] Hij schrijft dat het onmogelijk is om de Gemara letterlijk op te vatten dat ze Birchas HaTorah niet zeiden, in plaats daarvan betekent de Gemara dat ze de zegen niet zeiden met de juiste intenties. Hij legt uit dat wanneer iemand Birchas HaTorah zegt, hij zich moet concentreren op zijn grote liefde en dankbaarheid jegens God voor het geven van het geweldige geschenk van de Tora. De grote mensen van de generatie zeiden de zegen, maar ze concentreerden zich niet voldoende op hun liefde voor God bij het uitspreken van de zegen. Hij blijft uitleggen hoe dit subtiele falen de oorzaak was van de verschrikkelijke zonden die leidden tot de vernietiging van de Tempel. Als een persoon zich voldoende op God richt tijdens zijn leerproces, dan verdient hij het om enorme siyata dishmaya (Hemelse Hulp) te hebben die het voor hem veel gemakkelijker maakt om zonde te vermijden en zelfs als hij wankelt, stelt het hem in staat om teshuva (berouw) te doen zonder daarbij grote moeite te moeten doen. Rav Yitzchak Hutner schrijft dat dit is wat de rabbijnen bedoelen als ze zeggen dat ‘het licht van de Tora een persoon terugbrengt naar het goede’. Als hij echter geen verbinding maakt met God door zijn leer, verliest hij die speciale hemelse hulp en als hij wankelt, is de kans veel groter dat hij gevangen raakt in een neerwaartse spiraal van zonde.[9]

Op basis van deze uitleg kunnen we de tegenstelling tussen de Gemara’s in Nedarim en Yoma oplossen. De Tempel werd verwoest vanwege de verschrikkelijke zonden die in Yoma werden opgesomd. Maar het niet zeggen van Birchas HaTorah met de juiste houding was de oorzaak die de achteruitgang van het Joodse volk mogelijk maakte tot het punt waarop ze zo sterk zondigden. Omdat ze zich niet op de juiste manier met God verbonden, verloren ze Hemelse Hulp en vielen daarom ten prooi aan de krachtige verleidingen van de yetzer hara (de kwade neiging). De Maharal biedt een fascinerende en enigszins verrassende uitleg van de redenen waarom een persoon er misschien niet in slaagt om de juiste liefde van Hashem te tonen in zijn Birchas HaTorah. Hij betoogt dat het onmogelijk is om twee entiteiten tegelijkertijd lief te hebben, en bijgevolg zal de focus op de liefde voor één ding de focus van de liefde voor iets anders verminderen. Op basis hiervan schrijft hij dat er twee mogelijke ‘liefdes’ zijn die men kan uitdrukken bij het zeggen van Birchas HaTorah, liefde voor God of liefde voor de Tora, en dat het niet mogelijk is om liefde voor beide tegelijkertijd te voelen! Wanneer een persoon deze zegen zegt, zal hij eerder zijn liefde voor de Tora uitdrukken dan zijn liefde voor Hashem! Hij waarschuwt: “Men moet heel voorzichtig zijn dat hij de zegen op de Tora met heel zijn hart en ziel maakt.”[10]

Deze verklaring van Maharal lijkt de benadering van Rav Chaim Volovzhin in Nefesh HaChaim  tegen te spreken. Hij benadrukte dat wanneer men Tora leert, men niet moet nadenken aan verheven gedachten over God, maar dat men zich zo diep mogelijk, in de Tora die men leert, moet duiken. Hij betoogde dat deze benadering de optimale manier is waarop een persoon dicht bij God kan komen. Het onderscheid van de Maharal tussen liefde voor God en liefde voor Tora lijkt in strijd te zijn met de nadruk van de Nefesh HaChaim op Tora in tegenstelling tot gedachten van God. Bij een diepere analyse lijkt er echter geen onenigheid te bestaan; de Maharal zei niet dat een persoon zich tijdens zijn leer moest concentreren op zijn liefde voor God. Eerder voordat hij begint te leren en Birchas HaTorahzegt, moet hij oppassen dat hij de focus van God niet verliest. De Nefesh HaChaim zelf maakt een zeer vergelijkbaar punt met betrekking tot iemands houding voordat hij leert. Hij schrijft: “Wanneer iemand zich voorbereidt om te leren, is het gepast voor hem om op zijn minst een kleine hoeveelheid tijd door te brengen met het overwegen van een zuivere angst voor God met een zuiver hart.”[11] Hij betoogt zelfs dat men soms een kleine pauze moet nemen tijdens zijn leren om zijn bewustzijn van God weer op te wekken.[12]

Het lijkt er dus op dat er overeenstemming is tussen deze twee grote Rabbijnen dat voordat iemand leert, hij heel voorzichtig moet zijn om niet uit het oog te verliezen wiens Tora hij leert. Maar met betrekking tot de werkelijke tijd van leren, is er geen reden om te zeggen dat de Maharal het niet eens zal zijn met de aanpak van de Nefesh HaChaim dat men niet verheven gedachten over God zou moeten denken. Misschien wordt deze les, dat men de focus van God niet mag verliezen als hij begint te leren, ook genoemd in de vele Heilige dagen die de komende maand naderen. Kort na het doorbrengen van de maand Elul, Rosh HaShana en Jom Kippoer, met intense zelfgroei, grotendeels gericht op het opnieuw verbinden met God, voltooien we de cyclus van de Tora en vieren we de schoonheid en het wonder van de Tora op Simchat Torah. De voorbereiding in de aanloop naar Simchat Torah kan ons helpen de juiste focus in ons leren aan te passen – om onze liefde en angst voor God te vergroten.

Rabbijn Yehonasan Gefen

Besef dat een vertaling altijd een vertaling is, daarom ook de verwijzing naar het origineel: The Guiding Light Parshat Ha’azinu: Our Approach to Learning Torah (aish.com)

Opmerkingen van Angelique; wat leren wij hiervan?

Als eerste wil ik opmerken dat Bnei Noach deze zegen voor Tora lezen niet zeggen. Wat je kunt doen is in je eigen woorden de Eeuwige bedanken voor Tora en voor Israël. Daarna zou je Jesaja 48:17 kunnen zeggen:

Dit zegt de Eeuwige, je bevrijder. De Heilige van Israël. Ik ben de Eeuwige, jullie God, die jullie onderricht in je eigen belang, die jullie leidt op de weg die je gaat.

Je moet dan wel bedenken dat de tekst in eerste instantie tegen Israël spreekt. Maar door Israël leidt de Eeuwige Ene ons ook en is Zijn onderricht ook in ons belang.

Wat mij vooral raakte in deze les is dat je moet oppassen dat je dingen niet uit sleur gaat doen. Maar dat wanneer je nu iets uit Tora leest, of een gebed of bracha zegt je even een paar tellen moet gebruiken om je te concentreren en te bedenken voor Wie je staat en wat je gaat zeggen of doen.

Deze concentratie helpt mee om ons ten goede te laten groeien. Want als ook wij een stap naar de Eeuwige Ene zetten, zal Hij ook een stap naar ons zetten.


[1] Parshas Haazinu, 32:3.

[2] Brachos, 21a.

[3] Het is belangrijk op te merken dat we (Joden) deze zegen maar 1x per dag zeggen.

[4] Yeremiyahu, 9:12.

[5] Nedarim, 81a.

[6] Zie Orach Chaim, Simun 47, met de commentaren van Bach en Taz, en Maharal, inleiding tot Tiferes Yesroel.

[7] Yoma, 9b

[8] Inleiding tot Tiferes Yisroel.

[9] Pachad Yitzchak, Shavuos, Maaamer 7, geciteerd door Rav Yehoshua Hartmen, inleiding tot Tiferes Yisroel, Os 55.

[10] Netiv HaTorah, Perek 7.

[11] Nefesh HaChaim, Shaar 4, Perek 6.

[12] Ibid., Perek 7.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *


The reCAPTCHA verification period has expired. Please reload the page.