Skip to content

Sukkat Shalom B'nei Noach

Home » Tsav – De grootsheid van de ziel

Tsav – De grootsheid van de ziel

De grootsheid van de ziel van de mens

Tsav (Leviticus 6-8)

 

Door Rabbi Yehonasan Gefen

Het Tora-gedeelte begint met de mitswa van terumat hadeshen, waarbij de Kohen de as van het offer van de vorige dag moeten verwijderen. Rabbeinu Bechaya schrijft dat deze mitswa de karaktereigenschap van nederigheid aan God leert, omdat de Kohen zich moet vernederen om deze schijnbaar vernederende handeling uit te voeren.[1] De Kli Yakar voegt eraan toe dat de as de Kohen aan Abrahams erkenning dat de mens uit stof en as komt’, moet herinneren[2]

Er zijn vele andere uitspraken van de Wijzen die ook het belang benadrukken van het erkennen van de ogenschijnlijk nederige aard van de mens. Twee voorbeelden zijn te vinden in Pirkei Avot: “… Weet waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat… Waar kom je vandaan? Van een bedorven druppel, en waar ga je naartoe? Naar een plek van stof, wormen en maden.”[3] “Rebbe Levyatas, man van Yavne zegt: ‘wees zeer, zeer nederig van geest, want de hoop van de mens is maden.’[4]

Er zijn echter ook een aantal andere Rabbijnse uitspraken die zich lijken te richten op de grootsheid die inherent is aan de mens. De Gemara in het Sanhedrin zegt dat “wie een ziel onder Israël vernietigt, de Tora dat beschouwt alsof hij een hele wereld heeft vernietigd, en wie een ziel onder Israël redt, het beschouwt wordt alsof hij een hele wereld heeft gered.”[5] In Prikei Avot zegt Rebbe Akiva: “De mens is kostbaar omdat hij geschapen is naar het Beeld [van God].”[6]

Bij oppervlakkige analyse zou het kunnen lijken dat er een tegenstrijdigheid is binnen de Rabbijnse bronnen over de vraag of de mens zich op een zeer hoog of zeer laag niveau bevindt. In werkelijkheid is er echter geen tegenstrijdigheid, integendeel, de verschillen in deze uitspraken van de Wijzen weerspiegelen eenvoudigweg twee verschillende invalshoeken van het benaderen van de status van de mens. De ene benadering is om zich te concentreren op het lichaam van de mens, gekenmerkt door nederige lichamelijke verlangens, en de andere is om de ziel van de mens te benadrukken, die van ongeëvenaarde grootheid is.

Deze verklaring wordt bewezen door nadere analyse van de hierboven geciteerde bronnen: De terumat hadeshen was bedoeld om de Kohen te herinneren aan de vluchtige aard van het lichaam, door hem eraan te herinneren dat het eindigt in stof en as, maar het ging niet over de ziel van de mens. De Misjna in Prikei Avot die de mens aanspoort om heel, heel nederig te zijn, richt zich op dezelfde manier op het lichaam van de mens. Het gebruikt de ongebruikelijke term voor de mens, ‘enosh‘, in plaats van de meer gebruikelijke , ‘adam‘ of ‘ish‘. Dit komt omdat het woord ‘enosh‘ de meer nederige aspecten van de mens vertegenwoordigt, zoals zijn fysieke verlangens. De Misjna zegt dat een mens niet al te trots moet worden op zijn fysieke prestaties, omdat ze, zoals alle eindige dingen, niet blijvend zijn. De Misjna zegt niet dat een mens het gevoel moet hebben dat hij inherent waardeloos en laag is, maar eerder dat zijn succes op het gebied van lichamelijkheid geen intrinsieke waarde heeft. Hetzelfde geldt voor de Misjna die ons vertelt dat we moeten onthouden dat we uit een bedorven druppel komen en op weg zijn naar wormen en maden. Het verwijst naar de vergankelijkheid van het lichaam van de mens, maar het gaat helemaal niet over zijn ziel.

Daarentegen richt de Gemara in het Sanhedrin, die de inherente grootheid van elk individu benadrukt, zich op de spirituele grootheid van elke persoon. De Misjna in Pirkei Avot zegt expliciet dat de mens zo dierbaar is in Gods ogen omdat hij geschapen is naar het Beeld van God(Tzelem Elokim), een verwijzing naar de ziel van de mens. Het is duidelijk dat er geen onenigheid is tussen de Rabbijnen, integendeel, op sommige plaatsen benadrukken ze de noodzaak voor de mens om zich te concentreren op de nederigheid van zijn lichaam en op andere plaatsen benadrukken ze het belang van het erkennen van de grootheid van zijn ziel.

Rav Shlomo Wolbe merkt op dat veel mensen denken dat er in feite een meningsverschil is in de wereld van de Mussar[7] over de vraag of de mens groot of nederig is. Hij verwerpt deze mening ten stelligste en schrijft dat beide waar zijn en dat iemand zich op verschillende momenten in zijn leven zou moeten concentreren op de laagheid van zijn lichaam en op andere momenten meer op de grootheid van zijn ziel.[8] Er lijkt echter een risico-element  te bestaan in het benadrukken van de nederigheid van de mens zonder hem een waardering te geven voor zijn intrinsieke grootheid. Als een persoon geen gezond zelfbeeld heeft, kan het focussen op zijn nederigheid een zeer gevaarlijk effect hebben. In plaats van hem te laten beseffen dat hij zich niet arrogant moet voelen over zijn fysieke prestaties, kan het hem doen twijfelen aan de waarde van zijn essentie. Alleen iemand die is afgestemd op de inherente goedheid van zijn essentie kan de harde mussar accepteren over de nederigheid van zijn lichaam.

Een uitvloeisel van de nadruk op de nederigheid van de mens is een benadering van de midat hadin (attribuut van strengheid) waarbij een opvoeder of ouder zich richt op de negatieve aspecten van de leerling of het kind. Veel hedendaagse opvoeders wijzen erop dat mensen in vorige generaties gezondere zelfbeelden hadden en daarom kon de strengere aanpak worden gebruikt zonder angst voor het veroorzaken van onnodige schade. Tegenwoordig kan een te harde behandeling er echter voor zorgen dat een student of kind zich waardeloos voelt, waardoor hij grote schade oploopt.

Bovendien, zelfs als iemand het gevoel heeft dat zijn student of kind de strengere aanpak aankan, is het leerzaam om de Gemara in Sotah te onthouden die ons vertelt: “Altijd moet de linkerhand wegduwen en de rechter moet dichtbij brengen.”[9] Dit betekent dat de strikte benadering moet worden gebruikt met de zwakkere linkerhand en de zachtere benadering met de sterkere rechterhand. Het gebruik van het woord ‘altijd’ door de Gemara geeft aan dat dit een eeuwig principe is en dat er geen uitzonderingen op zijn. In deze geest is een bekende opvoeder van mening dat voor elke kritische opmerking aan een kind, er minstens vier positieve opmerkingen moeten zijn.

Het gedeelte leert ons dat een mens zich de vergankelijke aard van het lichaam moet herinneren. Dit is een zeer belangrijke les, maar zoals we hebben gezien, is het niet de volledige les. We moeten ook onthouden dat wij, onze kinderen en onze studenten van ongelooflijke spirituele waarde zijn. Mogen we het allemaal verdienen om het juiste evenwicht te vinden.

Door Rabbijn Yehonasan Gefen

Besef dat een vertaling altijd een vertaling is, daarom ook de verwijzing naar het origineel: The Guiding Light Parshat Tzav: The Greatness of Man’s Soul (aish.com)

Opmerkingen van Angelique; wat leren wij hiervan?

Ons lichaam hebben we van God gekregen en Hij vulde ons lichaam met onze ziel. Het lichaam is van stof en de ziel is een stukje , een vonkje van God zelf. Ons lichaam, stof zijnde, is dood. Onze ziel, zijnde van God is leven. We zijn naar Gods Beeld geschapen en onze ziel weet welke handelingen van ons, Hem vreugde geven. Met onze ziel danken we Hem, bidden we tot Hem, leren we Zijn Tora. Maar dit alles heeft geen waarde als we onze relatie met Hem niet door middel van ons lichaam omzetten in een relatie met de wereld. Weten met je ziel dat je je naaste vriendelijke goedheid moet betonen is onvoldoende, we zullen dit met ons lichaam moeten uitvoeren. Ons lichaam is een “gebruikvoorwerp” voor onze ziel om hier, tijdens dit leven op aarde, de mitswot uit te voeren die Hij van ons verlangd. De een kan echter niet zonder de ander. Maar we moeten het lichaam niet verheerlijken als een doel op zich. We moeten ons altijd blijven realiseren dat zij stof is en vergaat, maar onze ziel moeten we voeden en laten groeien.


[1] Tzav, 6:3.

[2] Tzav, 6:4.

[3] Avos, 3:1.

[4] Avos, 4:4.

[5] Sanhedrin, 37a.

[6] Avos, 3:18.

[7] Mussar is de term die vaak wordt gebruikt voor zelfgroei.

[8] Hadrach lelimud hamussar, p.20.

[9]  Sotah, 47a.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *


The reCAPTCHA verification period has expired. Please reload the page.