Skip to content

Sukkat Shalom B'nei Noach

Home » Re’eeh – geef met een lach

Re’eeh – geef met een lach

Geef met een lach

Re’eeh (Devarim 11:26-16:17)

Door Rabbi Yehonasan Gefen

Het Tora-gedeelte bespreekt de mitswa van liefdadigheid en belooft een speciale zegening aan degene die deze mitswa met vreugde vervult: “Je zult zeker aan hem [de arme man] geven en je moet je niet slecht voelen in je hart wanneer je hem geeft, want om deze zaak ( davar hazeh ) zal HaShem, uw God  u zegenen in al uw daden en al uw ondernemingen.”[1] De Talmoed gaat dieper in op het aantal zegeningen dat iemand ontvangt wanneer hij liefdadigheid geeft: “Rebbi Jitschak zegt: ‘iemand die een prutah [2] geeft aan een arme wordt gezegend met zes zegeningen en iemand die vriendelijk tegen hem spreekt [terwijl hij de prutah geeft] is gezegend met [een extra] elf zegeningen.”[3] De Gra legt uit dat op deze 17 zegeningen wordt gezinspeeld in het vers – de Torah zegt dat een persoon de zegen zal ontvangen, “vanwege davar hazeh ” – het woord hazeh is de gematria (numerieke waarde) van 17, waarmee wordt verwezen naar het maximale aantal zegeningen dat iemand kan ontvangen als hij op de optimale manier liefdadigheid geeft. [4]

Deze Talmoed lijkt echter moeilijk te begrijpen. Er staat dat iemand bijna dubbel zoveel zegeningen ontvangt als hij op een vriendelijke manier spreekt dan wanneer hij geld geeft. Vriendelijk zijn is een goede vorm van gedrag, maar waarom beschouwt de Talmoed het zoveel belangrijker dan aan een arm persoon het geld te geven dat hij zo hard nodig heeft?

De Rabbijnen bespreken een soortgelijke kwestie die ons kan helpen deze vraag te beantwoorden. Er staat: “Men moet elke man met een vriendelijk gelaat begroeten… als iemand zijn vriend alle geschenken in de wereld geeft, maar zijn gezicht is nors, wordt het beschouwd alsof hij niets heeft gegeven. Maar iemand die zijn vriend begroet met een vriendelijk gezicht, zelfs als hij hem geen geschenken gaf, wordt het beschouwd alsof hij hem de beste geschenken ter wereld heeft gegeven.”[5]

De Sifsei Chaim legt uit dat wat mensen vooral willen, is dat anderen interesse in hen tonen en om hen geven. Een geschenk is slechts een indicatie dat de gever heeft nagedacht over de behoeften van zijn medemens en hoe hij hem vreugde kan schenken. Zonder een begeleidend vertoon van warmte gaat het hoofddoel van het geschenk echter verloren omdat de persoon niet het gevoel heeft dat er echt om hem wordt gegeven. Als iemand daarentegen vriendelijk is tegen zijn medemens, zelfs zonder geschenken te geven, dan voorziet hij hem in zijn primaire behoefte, het verlangen om zich verzorgd te voelen.[6] Deze uitleg kan ook worden gebruikt om onze vraag te beantwoorden. Iemand die liefdadigheid geeft met een vriendelijke houding, geeft veel meer dan geld, hij voedt de arme man met een gevoel van belangrijkheid door te laten zien dat er om hem wordt gegeven.

Hiervan leren we dat het tonen van interesse in onze medemens een van de grootst mogelijke daden van vriendelijkheid is die we kunnen verrichten, zelfs meer dan het geven van liefdadigheid. Er zijn Rabbijnse gezegden die het belang van vriendelijkheid benadrukken. De Talmoed vertelt ons dat Rav Yochanan Ben Zakkai iedereen begroette voordat ze hem konden begroeten.[7] Rabbi Dan Roth legt uit wat we hiervan kunnen leren: Rav Yochanan Ben Zakkai was de grootste Wijze in zijn tijd en was de Nasi (prins), de hoogste positie onder het Joodse volk. En toch, ondanks zijn hoge rang en prestige, liet hij nooit na om andere mensen als eerste te begroeten. Hij herkende de kracht van een vriendelijke groet. Iemand ‘goedemorgen’ wensen laat zien dat je erkent wie hij of zij is. In een wereld waar mensen vaak niet genoeg gewaardeerd worden, laten we door iemand te groeten zien dat we hem als iets waardevols ziens. Dit geldt voor iedereen en vooral voor die mensen die we meestal niet opmerken of erkennen, zoals taxichauffeurs, straatvegers en bewakers. [8] De volgende waargebeurde verhalen laten zien hoe belangrijk het is om van Rav Yochanan Ben Zakkai te leren.

Een Jood werkte in een vleesverwerkingsfabriek in Noorwegen. Tegen het einde van de dag ging hij een van de vriezers in om een ​​inspectie te doen. De deur van de vriezer gleed van de veiligheidsvergrendeling en sloot, waardoor de man vast kwam te zitten in de vriezer. Hij probeerde op de deur te bonzen en te schreeuwen, maar het mocht niet baten. De meeste arbeiders waren al naar huis en het geluid werd hoe dan ook gedempt door de zware vriezerdeur. Hij zat al vijf uur in de kamer en balanceerde op het randje van de dood. Plots ging de deur open. De bewaker stak zijn hoofd naar binnen en kwam hem te hulp en redde zijn leven. De bewaker werd later gevraagd waarom hij het nodig achtte om die vriezerdeur te openen. Hij legde uit: “Ik werk hier al vijfendertig jaar. Elke dag komen er honderden arbeiders naar deze fabriek. Deze Jood is de enige die mij ‘s ochtends gedag zegt en’ s avonds gedag. Alle andere werknemers behandelen me als onzichtbaar. Vandaag zei hij hallo, maar ik heb het afscheid nooit gehoord. Ik wacht elke dag op zijn hallo en tot ziens. Wetende dat ik het nooit had gehoord, realiseerde ik me dat hij ergens in het gebouw moest zijn, dus zocht ik hem.”[9] Een eenvoudig ‘hallo’ en ‘tot ziens’ waren zo belangrijk voor deze bewaker dat hij elke dag op ze wachtte. We moeten ernaar streven te zijn zoals de Jood die hem zo regelmatig begroette en niet zoals iedereen die hem behandelde alsof hij niet bestond. 

Opgemerkt moet worden dat vriendelijk zijn niet alleen een prijzenswaardige daad is; het is eerder een verplichting die op elke Jood rust. Rav Elyahu Dessler wijst erop dat de MisHna in Ethiek van de Vaders ons vertelt, in de naam van Shammai verteld, dat we mensen op een vriendelijke manier moeten begroeten.  Het zou voor Hillel, die met vriendelijkheid wordt geassocieerd, passender zijn geweest om dit idee uit te drukken, dan Shammai die bekend staat om zijn striktere benadering. [10] Rav Dessler legt uit dat dit ons komt leren dat het vriendelijk begroeten van onze medemens een verplichting is.[11] Bovendien stelt de Gemara dat iedereen die weet dat zijn vriend hem regelmatig begroet, ernaar moet streven degene te zijn die de begroeting initieert. Bovendien, als zijn vriend hem eerst begroette en hij de groet niet beantwoordt, wordt hij een dief genoemd. [12] Rav Dessler legt uit dat wanneer iemand nalaat de groet van zijn vriend te beantwoorden, hij zijn eigenwaarde steelt en dit is een verschrikkelijke zonde.

We hebben gezien hoe er een duidelijke verplichting is om warmte te tonen in onze interacties met onze medemens en dat we hem door dit te doen een echt gevoel van eigenwaarde kunnen geven. Hoe kan iemand streven naar verbetering op dit essentiële gebied van Goddelijke Dienstbaarheid? Het wordt aanbevolen om iedereen in onze buurt op te merken die niet veel mensen lijken te kennen en proberen vriendschap met hen te sluiten. Dit geldt vooral voor nieuwe leden van de gemeenschap die zich van nature onbekend en onbelangrijk voelen in hun nieuwe buurt. Maar het is zelfs de moeite waard om een ​​vriendelijk woord te zeggen tegen iedereen in de gemeenschap tegen wie we tot nu toe geen enkele moeite hebben gedaan om dit te doen.

Rabbijn Yehonasan Gefen

Besef dat een vertaling altijd een vertaling is, daarom ook de verwijzing naar het origineel: https://aish.com/127681598/

Opmerkingen van Angelique; wat leren wij hiervan?

Vriendelijkheid is de basis van alle relaties en de basis voor een gezonde maatschappij. Een vriendelijk woord kan iemand zijn dag maken of breken. Met mensen vriendelijk begroeten op straat of op het werk – ook tegen mensen die “lager” in functie zijn – heb ik geen enkele moeite en zeker in de ochtend is het een goed begin van de dag voor beide partijen. Met die kennis vraag ik mezelf dan af, ondanks dat ik graag tsadaka geef aan mensen die ik op straat tegenkom, waarom ik het zo ontzettend moeilijk vind om hun zelfs maar aan te kijken, laat staan om een vriendelijk woord te zeggen. Ben ik bang voor hun leed, of ben ik bang om een mens te zien zoals ik zou kunnen zijn en schrikt dat af. Of geef ik alleen omdat dat mij een goed gevoel geeft? De volgende keer zal ik me hier hopelijk bewuster van zijn en naast het geven van geld, ook een vriendelijk woord weten te geven.


[1] Re’eh, 15:10.

[2] Dat is een heel klein bedrag in de munteenheid die in de Talmoedische tijd gebruikelijk was.

[3] Bava Basra, 9b . De haakjes worden gebruikt om de Gemara uit te leggen volgens het begrip van de Gra. Zie de volgende bron.

[4] Geciteerd in Tallelei Oros, Devarim A, p.261.

[5] Avos d’Rebbi Nosson, Hfdst. 13.

[6] Sifsei Chaim, Moadim, 3e Chelek, p. 275, voetnoot 11.

[7]  Brachos 17a.

[8] Roth, Relevantie, p.170-1.

[9] Kaplan, Impact, blz76.

[10]  Dit omvat de nadruk op het geven van precies wat men verdient, zonder extra speelruimte te geven.

[11] Michtav M’Eliyahu, Chelek 4, blz.146-7.

[12] Brachos, 6b.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *


The reCAPTCHA verification period has expired. Please reload the page.